Telescopen zijn grofweg in te delen in twee groepen; de reflectors en de refractors. Bij de reflectors wordt er een holle spiegel gebruikt om het licht te bundelen in een brandpunt, bij de refractors een lens. In de volgende plaatjes is dit getekend:




Bij het eerste plaatje laat de werking van een Newton-telescoop zien. Deze telescopen zijn genoemd naar de man die dit soort telescoop als eerst ontwikkelde, Isaac Newton. Het licht valt in een holle spiegel, en wordt daarna gebundeld. Maar voor het licht bij elkaar komt, wordt het eerst door een vangspiegel weggekaatst. Als je nou het beeldje wil zien, kun je niet met je hoofd het binnenvallende licht tegenhouden. Voor en na het brandpunt kun je een oculair -dit verschilt per oculair- plaatsen. Een oculair is een verzameling lensjes wat ervoor zorgt dat het licht recht je ogen in komt, en zo, dat het beeld vergroot wordt:


Hier is het oculair afgebeeld als slechts een lensje, maar er zijn veel verschillende oculairs.

Bij de refractor of lenzentelescoop komt het invallende licht door een stuk glas wat aan twee kanten geslepen is en wordt daardoor afgebogen in een punt, het brandpunt. Hier kan dus ook weer een oculair in gezet worden.
Op de sterrenwacht Simon Stevin in Hoeven gebruikt men twee andere soorten. De ene, een Zeiss telescoop, is heel speciaal, want deze is ook geschikt voor gebruik door gehandicapten. Voor een betere beschrijving verwijs ik je door naar de homepage van Niels Zagers. De andere is een Schmidt Cassegrain. Hierbij wordt het licht door het vangspiegeltje teruggekaatst naar de hoofdspiegel, waar een gaatje in zit waar het licht door komt.
Terug naar 'Uitleg astrofotgrafie'

Terug naar Arnejan's Homepage